Een pelgrim ziet veel op zijn weg. Maar hij onderscheidt zich niet alleen doordat hij veel weet. De pelgrim kijkt dieper. Hij kijkt naar het eigenlijke. Het gaat er niet om veel te weten, maar om het zijn op zich te begrijpen, je te verdiepen in het mysterie van het zijn.
De pelgrim weet dat hij zich hier op aarde niet blijvend kan vestigen. Hij is onderweg, zolang hij leeft. In alle religies ondernemen mensen trektochten naar bepaalde plaatsen waar ze op een bijzondere manier Gods nabijheid verwachtten. Daarbij hoorde ook dat men zich wilde losmaken van de vertrouwde omgeving. In alle religies leefde het idee dat de mens twee polen heeft. De ene pool is dat hij vastigheid zoekt. De mens bouwt een huis om in te wonen. Hij bewerkt het land om ervan te leven. De andere pool is die van reizen en pelgrimschap. De mens is altijd onderweg. Uiteindelijk is hij op weg naar God.
Voor veel mensen is pelgrimeren een manier om zichzelf te vinden. De pelgrim erkent dat hij de antwoorden op de diepste vragen van het leven niet kent. Hij gaat op reis om het antwoord op zijn vragen te vinden. Pelgrimeren betekent de weg van ons verlangen gaan. Dat verlangen voert ons echter verder dan deze wereld. Het leert ons dat er iets in ons leeft dat deze wereld overstijgt.
Pelgrimeren brengt ons in contact met ons verlangen. Dat verlangen is het spoor dat God in ons hart heeft getrokken. Om dat te voelen, moeten wij de sporen volgen die andere pelgrims in deze wereld hebben getrokken.
Als het archetype van de pelgrim in ons tot leven komt, is het tijd om te vertrekken en het bekende en alles wat we bereikt hebben achter ons te laten. Anders verstarren we van binnen en verspillen we onze energie door ons vast te klampen aan status-quo en er angstvallig voor te waken dat alles bij het oude blijft. Om te blijven leven moeten we de pelgrim in ons toelaten. Allen dan blijven we onderweg, zowel innerlijk als uiterlijk. Maar tegelijkertijd komt iedere pelgrim voor innerlijke en uiterlijke hindernissen te staan. Velen zijn bang om te vertrekken omdat ze de eenzaamheid vrezen als ze zich losmaken van hun vertrouwde wereld. De pelgrim voelt dat zijn wereld hem vreemd geworden is en dat hij op weg wil gaan, maar hij weet niet wat hij op zijn weg kan verwachten
Sinds mensenheugenis worden in sprookjes en mythen de vele gevaren beschreven die de pelgrim op zijn weg ontmoet. Maar tegelijkertijd leren deze verhalen ons dat wie de reis durft aan te gaan, ook beschermers en gidsen tegenkomt.
Het is niet voor niets dat talloze spirituele schrijvers de geestelijke weg hebben beschreven als een pelgrimsweg. Wie geestelijk actief wil blijven, moet zich op de pelgrimsreis naar God begeven. In die pelgrimreis kan God tot hem komen. Tijdens de tocht raakt hij ervaren, gaandeweg wordt hij bedreven. En door steeds het onbekende tegemoet te trekken, stelt hij zich open, zodat God meer en meer bezit van hem kan nemen.
Als pelgrim voelden de mensen dat er meer was dan hun gevestigde leven op de plek waar zij woonden. Binnen in hen leeft nog iets anders: het verlangen naar verte en vrijheid, naar het onbekende. Het onbekende is ook altijd juist dat wat hen fascineert, dat wat hun nog ontbreekt om mens te worden.
De mens is in wezen iemand die op weg is. Hij is in beweging. Hij blijft niet stilstaan. In de Bijbel is de weg het oerbeeld van het geloof geworden. Abraham, die wegtrok uit zijn land, uit zijn familie en zijn vaders huis, is een voorbeeld geworden voor alle gelovigen en alle pelgrims. De vroege monniken zagen de drievoudige uittocht van Abraham als symbool voor hun eigen weg. Daarbij hebben ze de drie oorden die Abraham heeft verlaten, als drie manieren van vertrekken opgevat.
- Het vertrek uit het land betekent: ik maak me los van wat me bindt en afhankelijk maakt, van gewoonten die me gevangen houden, van relaties die me onvrij maken. De boeien die me vasthouden, de beelden die anderen van me hebben, de verwachtingen die me beperken; ik laat het allemaal achter me. Ik trek weg uit het land dat vertrouwd is, waar ik me thuis ben gaan voelen. Ik laat de banden los. Ik kan me voorstellen hoe ik gaandeweg, al lopend, als het ware alle banden die me terug willen trekken en vasthouden, losmaak en achter me laat.
- Het verlaten van de familie betekent voor de monniken: ik maak me los van de gevoelens van het verleden. Dat betekent aan de ene kant: ik laat de verwondingen los die ik in mijn leven heb opgelopen, vooral de verwondingen die mijn vader en moeder mij hebben toegebracht. Ik wil ze niet langer koesteren en gebruiken als voorwendselen om niet mijn eigen weg te gaan. Ik wil ze niet langer gebruiken als verwijt tegen degenen die me pijn hebben gedaan. Ik klaag niet aan. Ik laat de verwondingen achter me. Maar ik laat ook de mooie gevoelens van het verleden achter me. Er zijn mensen die in gedachten altijd bezig zijn met hun kindertijd. Vertrekken betekent: het verleden achter me laten en leven in het nu, me wijden aan wat er op dit moment is.
- Het verlaten van het vaderhuis betekent: ik verlaat het zichtbare, dat wat mij een thuisgevoel geeft. Ten diepste verlaat ik de wereld. Ik ga op weg naar God. De weg is uiteindelijk een innerlijke weg, een weg naar God. Het zichtbare betekent ook bezit. Ik maak me los van mijn bezit. Ik ga de weg van geestelijke armoede. Ik wil alleen maar God bezitten.
Deze drievoudige uittocht van Abraham is voor ons als een uittocht uit de vertroebelingen die ons het zicht belemmeren op ons ware zelf, het oorspronkelijke en onvervalste beeld dat God van ons heeft.
Alleen als ik bereid ben om onderweg te blijven, blijf ik levend. Anders worden de antwoorden die ik tot nu toe heb gegeven op de vragen van het leven, lege woorden. Ik blijf stilstaan en weiger mezelf toe te vertrouwen aan de stroom van het leven.
Het doel van de pelgrimage is ‘thuiskomen’. Dit is ook de zoektocht naar onze oorsprong. De pelgrimsreis moet de pelgrim dichter bij het unieke beeld brengen dat God zich van hem heeft gevormd.
Anselm Grün