Tegenwoordig worden de mensen aangetrokken door de steden die groot genoeg zijn om aan hun materiële verlangens te kunnen voldoen. Ze willen zelf een klein gezin om meer bewegingsvrijheid te hebben. De moderne sociologie maakt ons tot slachtoffers van deze ‘ontwikkelingen’ en ‘tendensen’; het is alsof de ellende van de moderne wereld onontkoombaar op ons drukt. Maar zo is het toch niet. Wij zijn het zelf die de gemeenschapsgeest hebben doen verdwijnen, op het moment dat onze persoonlijke waardenschaal in botsing kwam met wat die echte, diepe gemeenschapsgeest uitmaakt. Wij willen de gemeenschap wel, maar wij willen nog liever alle sociale en economische voordelen die de individuele vrijheid ons kan geven.
Het verlies aan vertrouwen in de gemeenschap en aan traditionele waarden brengt de mensen ertoe om te leven in een stug volgehouden individualisme. Het is een voortdurende strijd om steeds hoger te klimmen op de ladder van het sociale succes en alle verlangens vervuld te zien. De gevolgen daarvan voor het gezinsleven zijn rampzalig: er zijn geen grote gezinnen meer; het gezin is gereduceerd tot een klein woonverband met een of twee kinderen, waar vader en moeder werken om zoveel mogelijk geld te verdienen. Wanneer de man of de vrouw teveel van de ander verwacht en wil dat de ander voldoet aan alle affectieve behoeften, dan is de kans op een breuk groot. We zien dat overigens dagelijks gebeuren: gezinnen vallen uiteen.
Het individualisme wordt daardoor versterkt, met als gevolg nog meer eenzaamheid, waarvoor dan weer afleiding wordt gezocht door nog meer te werken, om nog meer geld te verdienen, om nog beter te slagen en om nog meer verstrooiing te hebben. Daar is dan geen plaats meer voor langdurige, authentieke relaties met anderen. Ze komen in een vicieuze cirkel terecht van lijden en van pogingen om dat lijden te vergeten.
Maar het is onmogelijk in een isolement of in een extreem individualisme te leven: ieder mens heeft vrienden nodig. De behoefte om deel uit te maken van een groep of een andere gemeenschap is onafscheidelijk verbonden met de menselijke natuur, of dat nu een vriendenkring is, een gezin, een club, een bende, een groep politieke strijders, een kerk of wat voor groep dan ook. Wanneer we geïsoleerd zijn, drogen we uit en sterven we.
Jean Vanier, in broosheid dragen, p 9 & 10