Eén van de tekenen dat een gemeenschap leeft, ontdek je in de materiële omgeving: de netheid, de ordening, de manier waarop ergens bloemen zijn gezet, de maaltijden en vele andere dingen die een weerspiegeling zijn van het hart van de mensen.


Voor sommigen lijkt dit materiële werk iets vervelends. Ze hebben liever meer tijd om te praten en om relaties te onderhouden. Het is nog niet tot hen doorgedrongen dat de duizend kleine dingen die iedere dag gedaan moeten worden, die cyclus van vuil maken en schoonmaken, door God is gegeven opdat mensen door middel van concrete dingen contact met elkaar zouden hebben. In de keuken werken, vloeren schrobben of dweilen kunnen een manier worden om aan de anderen onze liefde te tonen. Als we de nederigste werkjes op deze manier zien, wordt alles een geschenk en een middel om met elkaar te delen. Alles wordt dan vreugde, want het is een vreugde als we iets kunnen geven.
In een gemeenschap waarin niet voldoende orde en netheid is, ontbreekt het aan liefde. Het mooie ligt niet in de opsmuk, wel in het eenvoudige en in alles wat gericht is op de ontmoeting van mensen met elkaar, en met God.
De manier waarop we het huis en de tuin verzorgen, toont aan of we er ons echt thuis voelen, ontspannen en tevreden. Het huis is als een nest, een verlengde van ons lichaam. Soms vergeten we dat de omgeving meespeelt bij de groei van de mens en bij zijn innerlijke bevrijding.
Jean Vanier ‘In Broosheid Dragen’ p 302