Het is dikwijls moeilijk om onze kleinheid te aanvaarden. Ik herinner met een zomer dat ik verantwoordelijk was voor een groep die in mij gemeenschap op vakantie was. Wij waren met 15 personen. Vrienden hadden ons een huis geleend, dicht bij een klooster van de trappisten. Ik stond graag vroeg op, om dan met de monniken te kunnen bidden. De stilte en de vrede deden mij goed. Na de dienst, tegen 8 uur, moest ik naar het vakantiehuis terug; ik deed het met een beetje tegenzin. Ik wist dat ik sommigen wakker moest maken die hun bed bevuild hadden; ik moest hen wassen en aankleden, dan was er ontbijt en dan… al die kleine klusjes en gesprekken over het leven van alledag in de gemeenschap. Dat was zo heel anders dan de vrede en de rust in het klooster!
Die gespletenheid dwong me om dieper in te gaan op de spiritualiteit van De Ark. Het was belangrijk dat ik de eenheid van mijn wezen terugvond. Het was niet goed dat er alleen aan het begin van de dag een ogenblik van intens geestelijk leven was en daarna alleen nog maar werk tot ’s avonds laat. Ik moest dringend liefde en gebed integreren in al mijn bezigheden: in het schoonmaken, het borden wassen, in al die kleine klusjes van het gemeenschapsleven.
J Vanier, in broosheid dragen, p 306