De muis vierde zijn verjaardag thuis,
in zijn huis in het struikgewas aan de rand van het bos.
Er kwamen veel dieren. Ze feliciteerden de muis en gaven hem allemaal een cadeau. De muis kreeg grijze mutsen, sokken, borstels, spiegels, matten, kapstokken, kussens, deurknoppen en nog zo veel meer. Hij legde alle cadeaus in een hoek, naast de taarten die hij die ochtend had gebakken.
Algauw was zijn huis voel dieren. Ze zaten op elkaars schouders, hielden zich aan het plafond vast of hingen ondersteboven van het dak af naar beneden om hun hoofd door het raam naar binnen te kunnen steken. Er kon niemand meer bij.
De muis deelde taarten uit en zijn gasten dansten, zongen, sloegen elkaar op de schouders, wriemelden door elkaar en waren heel vrolijk. Het was een prachtig feest. De egel en de tor dansten met elkaar, wat zij nog nooit hadden gedaan, en de olifant slingerde aan de lamp heen en weer en zette zich telkens af tegen een hoofd dat zich toevallig onder hem bevond.
De neushoorn kwam ook nog. Hij was verlaat, zei hij, door onvoorziene omstandigheden. Hij had een grijze winterjas voor de muis meegebracht en drong met geweld naar binnen, zodat verscheidene dieren door de achterdeur naar buiten werden gedrukt. Maar niemand vond dat erg.
De muis zat tussen zijn cadeaus en zijn taarten op een klein grijs krukje dat hij van de egel had gekregen en dacht: ik moet iets zeggen nu, ik moet ze bedanken of iets anders zeggen, iets aardigs, een toespraak houden, het is mijn verjaardag, dat verwachten ze… Mhij hij zei niets.
Waarom zeg ik nu niets? dacht hij. Als ik nu niets zeg zeg ik nooit wat… Hij zuchtte. Als ik nu eens begin met Beste dieren, ik ben blij dat… Maar dat dan? Dat jullie er allemaal zijn? Maar dat kunnen ze zelf wel zien. En trouwens, de kameel is er niet. En de struisvogel ook niet. Dat ik jarig ben? Maar dat weten ze al, daarom zijn ze er. DAt jullie aan mij gedacht hebben? Misschien roept iemand dan: ‘Wacht even, muis, nu ik daaraan denk, is er misschien ook honingtaart?’ en roepen ze daarna allemaal: ‘ja honingtaart! Honingtaart! en die is er niet en dan weet ik helemaal niet meer wat ik moet zeggen.
Zijn hart bonsde in zijn keel en hij had het gevoel dat het grijs van zijn vel van kleur verschoot. Ik moet iets zeggen! dacht hij. Nu! Maar hij zei niets.
Het feest werd steeds vrolijker. De dieren deinden uitgelaten door de kamer heen en weer, schreeuwden en zongen door elkaar, klommen uit het raam op het dak, roetsjten daar vanaf naar beneden en aten de laatste taarten op. De olifant riep: ‘kijk uit!’ en stortte met lamp en al neer en overal werd geroepen dat het de mooiste verjaardag was die ze ooi hadden meegemaakt.
Alleen de muis was niet vrolijk, zat op zijn krukje, keek naar de vloer en dacht na. Maar niemand lette op hem.
Pas diep in de nacht was het feest afgelopen, ontwarden de dieren zich en bedankten de muis. ‘Wat een verjaardag, muis! zeiden ze. De meesten zongen, brulden, tsjirpten, loeiden of kwaakten nog de hele weg naar huis. De muis bleef alleen achter.
Toen hij alles opgeruimd had en de zon al door het struikgewas heen zag opkomen, stapte hij in bed en zei zachtjes tegen zichzelf: ‘De volgende keer dat ik jarig ben, dan houd ik toch een toespraak, dan zeg ik iets waar ze allemaal van zullen omvallen van verbazing, ze hebben nog nooit zoiets gehoord, “Muis! Muis!” zullen ze roepen, “Wat zeg je ons daar” en ze zullen nooit meer dezelfde zijn daarna, nooit meer, let mar op!
Hij wist nog niet wat hij dan zou zeggen. Dat is van later zorg, dacht hij. Hij draaide zich op zijn zij en sliep.
Uit Heden niet jarig van Toon Tellegen